Tussen Brachterbeek en de Maas lagen zeer vruchtbare akkers op de rivierklei. Dat gebied is nu grotendeels verdwenen onder de snelweg en het terrein van de Clauscentrale. Rond 1350 lag hier het leengoed Mispaden dat hoorde bij de heerlijkheid Stevensweert. (genoemd in artikel van Theelen). De naam wordt in verband gebracht met het pad dat langs de boerderij liep en dat de inwoners van het oostelijk deel van Brachterbeek namen om in Maasbracht naar de mis te gaan. Zie bijgaand kaartje over de situatie rond 1900. Het is weinig bekend dat het eigenlijk om twee hoeves gaat, de grote bekende hoeve ten westen van de Hofstraat en de kleine hoeve aan de overkant van de weg. Over die splitsing in twee hoeves (plaatselijk “de höäf” genoemd) gaat dit stukje.
In 1535 wordt graaf Oswald II van de Bergh door de hertog van Gelder en Gulick beleend met een aantal goederen waaronder Stevensweert. De heren van de Bergh blijven dit leen houden tot 1683.
De Mispade hoof wordt op 4 mei 1561 door graaf Hendrik IV van de Bergh in leen gegeven aan Frans van Eijll. Al spoedig blijkt dat er juridische problemen zijn bij dit leen, er is sprake van de splitsing van de hof. Het is zeer goed mogelijk dat de leenverheffing aan de broers Frans en Johan van Eijll niet op de juiste wijze is gebeurd
Bij elke overdracht van een leen aan een nieuwe leenman, ook als deze de erfgenaam is van de oude leenman, moet deze het leen verheffen. Dit houdt in het afleggen van de eed van trouw ven hulde aan de leenheer vergezeld van de betaling van een geldsom of het geven van een geschenk. Zodra dit niet gebeurt op een correcte wijze is de overdracht niet geldig.
De belening wordt echter opnieuw bevestigd waarna Johan van Eijll, broer van Frans, bij de graaf in beroep gaat. Dit alles heeft tot gevolg dat op 16 mei 1569 beide broers elk met een deel van de hof beleend worden. Het is echter onduidelijk wie welk deel krijgt. De goederen die bij de hof horen worden in een bijbehorende lijst genoemd.
Deze akte is om meerdere redenen interessant. Niet alleen omdat enkele percelen -zoals Kattenkuijl, Kempkens baent en Steynacker – met naam worden genoemd maar ook omdat de boerderij als “hoff to Maasbracht” wordt aangeduid waar vaak wordt volstaan met Bracht.
Wanneer Frans van Eijll overlijdt in 1573 is er maar één erfgenaam, de nog minderjarige zoon van de al eerder overleden Johan. De leenverheffing gebeurt vervolgens door de twee voogden, het is echter onduidelijk of dit op een deugdelijke wijze is gebeurd. De gravin van de Bergh schrijft immers in een brief uit 1595 dat de “Hoffs Muspede tho Bracht” al een tijd geen leenman heeft. Inmiddels is Johan van Montfort al in 1586 halfwin van de hof. Een halfwin, ook wel halfman genoemd, is de pachter die de helft van de opbrengst van de boerderij moet afdragen aan de leenman.
Uiteindelijk verklaart Johan van Montfort in 1606 onder ede dat hij de goederen van de hof al meer dan twintig jaren “onder de ploegh” heeft gehad. Mede op grond van zijn verklaring worden de goederen met de afmetingen uitvoerig beschreven en vastgelegd.
De hof blijft vervolgens een tweevoudig leen. Dit duurt tot 1679 wanneer in een rechtspraak wordt beslist dat het leen Mispadenhof wordt gesplitst in twee helften. de ene helft hoort toe aan Petrus van Boshuijsen, scholtis van Echt en rentmeester van het kasteel in Montfort, de andere helft aan Jonker Jan Ivo van Elshout.
Zo worden deze dan ook in het boekje van de landmeter uit 1680 vernoemd naar de eigenaren: Boshuijsens huys en hof, de andere als Elshout huys en hof.